Vanochtend was het zelfs droog, geen sneeuw, geen regen, maar er was vannacht wel behoorlijk wat gevallen. M’n auto is ingesneeuwd, maar het dooit en er wordt regen verwacht, dus de eigenaresse van het hostel raadt me aan om nog even te wachten met het uitgraven van m’n auto tot later op de dag wanneer er minder sneeuw ligt. Road.is geeft aan dat de wegen in elke richting zijn afgesloten en ik ben blij met de extra nacht die ik geboekt heb. In het dorp zijn overal sneeuwschuivers druk aan het werk om de wegen schoon te krijgen.
Nu het nog droog is, neem ik m’n camera en ga naar het strand, Vík heeft namelijk een zwart strand en het is maar 5 minuutjes lopen vanaf het hostel. Vanaf het strand kan je de Reynisdrangar zien, de rotsen die in de zee staan, waarvan de legende luidt dat het trollen zijn die in de zon zijn versteend. De donkere regenwolken hangen al dreigend boven de zee en ploeterend door de dikke laag sneeuw kom ik bij het strand. De zee is wild en het zwarte zand steekt sterk af tegen het wit van de sneeuw en van de schuimkoppen op de golven, een fantastisch gezicht. Ik loop over het strand en het begint een beetje te regenen, over de bergen zie ik meer regen aankomen en ik ga de terugweg aan. Ik had nog wel richting de bergrug willen lopen maar met dit weertje is dat niet echt een optie. Ik fotografeer het kerkje van Vík tegen de besneeuwde toppen en als ik terug ben, regent al wat harder, ik ben ook best nat geworden, al m’n kleding maar op de kachel! Ik maak thee en kijk hoe de sneeuwstorm steeds meer toeneemt totdat het zicht nog maar 100 meter is. Het hostel stroomt langzamerhand vol met mensen die toch de tocht over de weg aandurfden naar Vík of mensen die juist niet verder voorbij Vík durfden te rijden. We zitten allemaal de storm uit.