Vandaag zijn de wegen open en kan ik terug naar Reykjavik. Maar helaas staat mijn kleine autootje geparkeerd hier op de parkeerplaats van het hostel en is hij volkomen ingesneeuwd.. Ik moet wachten totdat de sneeuwschuiver komt om eerst het dikste sneeuw weg te halen. Anderen zijn al vanaf ’s ochtends vroeg bezig met het uitgraven van hun auto, proberen weg te rijden, duwen, trekken, slippen, glibberen en glijden. Ik ga ook maar beginnen met graven en de eigenaar van het hostel helpt me, ik heb een pad gemaakt en hij rijdt met de auto het pad wat beter. Omdat overal natte sneeuw ligt, is het geen doen. Er zit niks anders op dan wachten totdat de schuiver komt en dan te gaan, dus ik ga wachten.. Het is ondertussen al half elf en vanuit het raam van het hostel zie ik de ringroad door Vík en ik zie hoe de auto’s daar makkelijk over de geveegde weg rijden. Ik wil ook de weg op, want naar Reykjavik zal nog wel wat uurtjes in beslag nemen. De storm is voorbij maar de wegen zijn nog wel besneeuwd.
Er komen nog wat mensen aan in het hostel en gelukkig brengen ze wat afleiding van mijn wachten. We praten wat en spelen wat spelletjes. Zij gaan tegen tweeën een wandeling naar het strand maken en ik zie om kwart over twee zie ik een grote gele schuiver aankomen, eindelijk!!! Dan kan ik weg en kan ik nog op tijd in Reykjavik komen. De weg wordt schoongemaakt, maar de parkeerplaats is nog één grote sneeuwbende en de schuiver is er alweer vandoor. De eigenaresse van het hostel gaat nog eens even een telefoontje plegen, zo is het alweer kwart voor drie. Ik begin nu toch wel een beetje kriebelig te worden, het is nog zeker drie uur rijden.. Maar gelukkig komt de schuiver direct terug en kan ik om drie uur vertrekken. Als ik van de parkeerplaats af ben, op de ringroad is het prima te doen. Op het eerste stuk tot aan de gletsjer sneeuwt het nog en is de weg ook niet heel goed schoongemaakt, ik doe rustig aan op dit stuk. Zodra ik voorbij de gletsjer ben wordt het helder in de lucht en zijn de wegen ook beter. Ik stop in Hvolsvöllur om te tanken en er komen twee mensen op me af, een wat oudere man en een jonge jongen. Of ik naar Reykjavik ga en of ik misschien de jongen mee kan nemen, dan hoeft zijn baas (de oudere man) niet helemaal naar Reykjavik en terug. Aangezien IJsland één groot dorp is, zeg ik ja en heb ik ineens een passagier op het laatste stuk. Als ik we wegrijden merk ik de tank helemaal niet vol is, ik maak een u-turn terug naar de benzinepomp en er blijkt inderdaad een probleem met de pomp te zijn. De jongen van de benzinepomp helpt me en dan kunnen we eindelijk verder naar Reykjavik. Ik klets wat met Timo (zo heet mijn passagier). Hij is 23 en op weg naar Reykjavik om te fotograferen op een feest van een vriend. Hij vertelt me dat hij nu ongeveer negen maanden op IJsland woont en het bevalt hem erg goed. Het begint te schemeren en als we om kwart voor zeven Reykjavik binnenrijden is het al donker. Ik zet Timo af waar hij moet zijn en ik rij naar het Bus hostel. Ik ben blij dat ik terug ben aan de westkant van IJsland. Ik heb de IJslandse sneeuwstormen en slechte wegen getrotseerd, wat een avontuur.